De afgelopen week is de advocatuur en met name de strafadvoccatuur veel in het nieuws geweest. De strafadvocaat Nico Meijering was door het Openbaar Ministerie opgeroepen om te komen getuigen in een rechtszaak, waarin de geheimhoudingsplicht – die advocaten evenals medisch personeel hebben – centraal stond. Deze plicht wordt in een rechtszaak aangeduid met het verschoningsrecht van de advocaat. De vraag die hierbij altijd van belang is, zowel voor de advocaat zelf als de maatschappij, is of er grenzen zijn aan dit verschoningsrecht en waar zij dan liggen.
Het verschoningsrecht kwam deze week veel in het nieuws, maar het onderwerp is altijd al een heikel onderwerp geweest. Ook in verschillende tv-series van de afgelopen 25 jaar waarin advocaten een belangrijke rol spelen, komt dit punt telkens weer als onderwerp van een aflevering terug. Voorbeelden van dergelijke series zijn: Pleidooi, Keyzer en de Boer Advocaten en de nieuwe Vlaamse serie De Ridder. Hieruit valt op te maken dat vooral de grenzen van het onderwerp binnen de maatschappij onduidelijk zijn. In dit artikel zal het onderwerp van verschillende kanten bekeken worden. Niet alleen zullen de wet en de uitleg van de Hoge Raad – zie voor meer informatie het artikel over de Nederlandse Burgerlijke rechters – worden behandeld, maar ook de visie van de advocatuur en de maatschappij.
Advocaat Nico Meijering omschreef de oproep om te komen getuigen donderdag 5 februari in de NRC Next als volgt: “Stoute kleine Nico moest bij de meester komen.” De eerste vraag die hierbij gesteld kan worden is hoe het zover heeft kunnen komen. Afgelopen jaar was Meijering te gast bij het tv-programma Pauw. Hij maakte van dit platform gebruik om zijn ongenoegen te uiten over de manier waarop het Openbaar Ministerie tegenwoordig omgaat met kroongetuigen. Binnen het milieu zou bij huurmoordenaars het beeld bestaan dat zij, wanneer zij worden opgepakt, gewoon een deal sluiten met het Openbaar Ministerie om er dan met een relatief lichte straf mee weg te komen. In Meijerings ogen is dit niet het effect dat het Openbaar Ministerie hoopte te bereiken, aangezien dit tot een stijging in het aantal liquidaties zou leiden in plaats van de beoogde daling. Hij zou met twee jongens gesproken hebben binnen de onderwereld, die niet in zijn cliëntenbestand zouden zitten. Binnen het Openbaar Ministerie werd met interesse naar het programma gekeken, waarop werd besloten de advocaat op te roepen om te komen getuigen bij de rechter-commissaris (een verhoor achter gesloten deuren afgenomen door een rechter). Dit leidde tot de commotie van de afgelopen week.
De volgende logisch vraag is nu: hoe ver strekt de geheimhoudingsplicht van de advocaat? De Advocatenwet geeft in artikel 11a een duidelijk antwoord op deze vraag. “Voor zover niet bij wet of bij verordening van het college van afgevaardigden anders is bepaald, is de advocaat ten aanzien van al hetgeen waarvan hij uit hoofde van zijn beroepsuitoefening als zodanig kennis neemt tot geheimhouding verplicht.” Het Openbaar Ministerie stelde zich op het standpunt dat de advocaat geen verschoningsrecht had met betrekking tot informatie die hij hoort van personen die geen cliënten van hem zijn. Artikel 11a is echter duidelijk anders geformuleerd; de grens wordt niet bepaald door de vraag van wie de advocaat iets gehoord heeft, maar in welke functie hij sprak met deze personen. Deze nuancering wordt ook binnen de advocatuur gehanteerd, alsmede door de Orde van Advocaten. De Hoge Raad heeft zich eveneens uitgelaten over de grenzen van het verschoningsrecht: een advocaat mag zich op het verschoningsrecht beroepen en de rechter moet dit honoreren. Hiervan kan slechts worden afgeweken in bijzondere omstandigheden, die dan wel duidelijk moeten worden aangetoond.
Voor veel burgers is de begrenzing van de geheimhoudingsplicht echter moeilijk te begrijpen. Zij vinden dat een advocaat, wanneer hij bijvoorbeeld van een cliënt hoort dat deze van plan is om een ernstig misdrijf te plegen, dit dan moet melden bij de politie. Vanuit het standpunt van de advocaat wordt hier anders tegenaan gekeken. De advocaat is er alleen maar om de belangen van zijn cliënt te behartigen. Hij is zeer partijdig, in tegenstelling tot bijvoorbeeld een rechter. Hij kan alles doen wat binnen zijn macht ligt om de cliënt op andere gedachten te brengen, maar zal hierover nooit iets verklaren tegen de politie, het Openbaar Ministerie of de rechter. De advocaat wordt hierin gesteund door artikel 10a van de Advocatenwet, waarin dit ook wordt verwoord. Een partijdige advocaat is noodzakelijk om iedereen de mogelijkheid van een eerlijke verdediging te geven. Ondanks dat het in bepaalde zaken voor burgers moeilijk is om zich voor te stellen dat een verdachte recht heeft op een eerlijke verdediging, is het alleen op deze manier mogelijk om een rechtvaardig rechtssysteem te handhaven. Om deze reden is in het Wetboek van Strafrecht opgenomen dat iedereen onschuldig is totdat het tegendeel is bewezen. Het verkrijgen evenwel van bewijsmateriaal hiervoor is niet altijd eenvoudig of zelfs mogelijk. Dit betekent niet dat het systeem faalt, doch dat het ontwikkelen van een waterdicht en eerlijk systeem helaas onmogelijk is. De rechtspraak blijft mensenwerk en mensen kunnen fouten maken.
Resumerend: Een advocaat heeft een geheimhoudingsplicht en daarmee een verschoningsrecht met betrekking tot alles wat hij in de uitoefening van zijn functie te weten komt. De grenzen van deze plicht worden bepaald door de functie waarin de advocaat met bepaalde mensen spreekt en niet door de relatie die hij tot die persoon heeft. Deze plicht is noodzakelijk in een rechtvaardig rechtssysteem en zal daarom noodzakelijk blijven. Een advocaat is partijdig en doet alles om de belangen van zijn cliënt te behartigen, zoals het Openbaar Ministerie de belangen van de maatschappij behartigt. De rechter is hiertussen de onpartijdige derde die een uitspraak doet.
Na dit uitstapje naar het verschoningsrecht van advocaten zal volgende week een nieuw artikel verschijnen in de telecom-artikelenreeks. Volgende week zal op het eerste deel van de Telecommunicatiewet worden ingegaan.
Lees ook de andere artikelen van mr. Sophia Sipkens.