Welke criteria worden er gebruikt bij het uitleggen van een contract?

De meeste burgerrechtelijke rechtszaken hebben betrekking op de uitleg van een bepaald onderdeel van een contract. Om hierbij enige richtlijnen te hebben zijn er door de jaren heen verschillende regels ontstaan in de jurisprudentie (uitspraken van rechters). Dit zijn geen toverformules waarmee iedereen een contract goed kan uitleggen, maar ze geven wel enig inzicht in de manier waarop de rechter het contract zal interpreteren. In dit artikel zal op deze regels en de arresten waarin ze vastgelegd zijn, worden ingegaan. Bij de uitlegging van een contract zijn er drie arresten (uitspraken van de Hoge Raad – zie het artikel over de Nederlandse Burgerlijke Rechtelijke Instanties voor meer informatie) van doorslaggevende betekenis geweest. Ook deze arresten zullen in dit artikel behandeld worden.

Het eerste arrest is van 13-03-1981 en wordt in de juridische wereld aangeduid met de naam haviltex (genoemd naar een van de twee procespartijen). Dit arrest wordt in de meeste gevallen gebruikt en is ook het oudste van de drie arresten die hier besproken worden. In dit arrest is een criterium opgesteld dat bij het uitleggen van de meeste contracten gebruikt wordt. Dit criterium luidt als volgt: “De vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding van de procespartijen is geregeld en of dit contract een leemte laat die moet worden aangevuld, kan niet worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers aan op de zin die de procespartijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen de partijen behoren en welke rechtskennis van zodanig een dergelijke partij kan worden verwacht.” Met andere woorden, de betekenis die de partijen zelf aan de uitlegging van een contractsbepaling hebben toegekend wordt als de belangrijkste basis genomen. Hierbij zijn onder andere de gesprekken die de partijen gevoerd hebben bij de totstandkoming van het contract doorslaggevend. Bewijstechnisch ontstaat er een moeilijke situatie als beide partijen hier een andere visie op hebben, maar het voert te ver om daar in dit artikel verder op in te gaan. Bij het haviltex-criterium wordt er geen aandacht besteed aan de taaltechnische uitleg van de woorden van de tekst.

Bij het tweede arrest is dit echter anders. Dit arrest staat in de juridische wereld bekend als de cao-norm en is gewezen op 17 september 1993. De hierin vastgelegde norm is slechts op bepaalde situaties van toepassing. De Hoge Raad heeft in dit arrest bepaald dat de taalkundige uitleg van een tekst van een bepaling van doorslaggevende betekenis is wanneer slechts één van de contractspartijen betrokken is bij het opstellen van de contractbepaling. Daarnaast is de cao-norm ook van toepassing als de bepaling relevant is voor de rechtspositie van derden. Bij dit arrest wordt dus alleen naar de taalkundige uitleg gekeken. Dit is ook wel logisch, omdat als slechts één van de partijen invloed heeft kunnen uitoefenen op de inhoud van de bepalingen, de andere partij bij het lezen van de bepalingen zelf ook alleen maar van de taalkundige uitleg uit kan gaan. Bij een cao kunnen de individuele werknemers die onder die cao vallen zelf op geen enkele manier invloed uitoefenen op de formulering van de artikelen. Het is dan ook wel zo eerlijk en duidelijk voor beide partijen als alleen de taalkundige uitleg van belang is.

In eerste instantie werd de cao-norm gezien als een tweede uitlegregel die naast het haviltex-criterium op bepaalde gevallen toegepast moest worden. Op 20 februari 2004 bepaalde de Hoge Raad echter in het arrest Pensioenfonds DSM/Fox dat de cao-norm vloeiend overgaat in het haviltex-criterium. De Hoge Raad benadrukte hierbij dat de cao-norm niet automatisch leidt tot een zuiver taalkundige uitleg, maar dat het gaat om het toepassen van een uitleg naar objectieve maatstaven waarbij evenwel het haviltex-criterium een rol kan spelen. De Hoge Raad maakte dus wel onderscheid tussen de beide criteria, maar benadrukte vooral ook de samenhang en de glijdende schaal die tussen de beide criteria gezien moet worden. De omstandigheden van het betreffende geval zijn van doorslaggevende betekenis, als er gekeken wordt naar de invulling van de beide criteria. Om deze reden wordt dit arrest als het derde belangrijke arrest gezien wanneer het gaat om de uitleg van contractsbepalingen.

Resumerend: De twee uitersten in de uitlegmogelijkheden van een contract worden bepaald door het zogenaamde haviltex-criterium en de cao-norm. Het eerste arrest geeft de breedste interpretatieregel aan en het tweede geeft de meest strikte en taalkundige regel aan. Tussen de beide criteria zit een glijdende schaal waarbij de omstandigheden van het geval van doorslaggevende betekenis zijn. Dit geheel is bepaald in drie belangrijke arresten, die nu nog steeds binnen de rechtspraak regelmatig aangehaald worden. Na dit uitstapje naar de juridische interpretatiecriteria van contractsbepalingen, kunt u volgende week meer lezen over de beschermingsmogelijkheden van de kennis door middel van geheimhouding.

Lees ook de andere artikelen van mr. Sophia Sipkens.