In welke wetten wordt radiopiraterij strafbaar gesteld?

In het artikel van vorige week kon u lezen hoe het Agentschap Telecom is ontstaan en met welke werkzaamheden het zich bezighoudt. Het Agentschap Telecom is onder andere toezichthouder op het gebied van de radio- en televisiepiraterijwetten. Wetgeving loopt achter op de feitelijke ontwikkelingen. Zoals in het artikel over de geschiedenis van de radiopiraterij werd vermeld, is radiopiraterij niet altijd strafbaar geweest. Deze week kunt u meer lezen over de wetgeving die radiopiraterij strafbaar stelde en de ontwikkeling van dit juridische kader.

De eerste Nederlandse wet waarin radiopiraterij strafbaar werd gesteld, was de Telegraaf en Telefoonwet, vastgesteld in 1905. De bepalingen over het illegale frequentiegebruik zijn echter van latere tijd. Hierin werd het zonder vergunning uitzenden van radioprogramma’s van af het Nederlandse grondgebied verboden. Dit verbod kwam in 1938 en stond verwoord in art. 3ter van de Telegraaf en Telefoonwet. Volgens dit artikel was het verboden om een radiozendinrichting aan te leggen, aanwezig te hebben of te gebruiken. Ook staan in dit artikel bepalingen over de technische eigenschappen van de zendapparatuur. Hierop zal in dit artikel niet verder worden ingegaan.

Met de Telegraaf en Telefoonwet werd alleen het uitzenden van af het Nederlandse grondgebied verboden. Dit gaf organisaties als Radio Veronica de mogelijkheid om uitzendingen van af de Noordzee het land in te sturen. De zender moest hiervoor wel buiten de territoriale wateren blijven. De territoriale wateren zijn een zeestrook, grenzend aan het landgebied van een kuststaat (bijvoorbeeld Nederland), waarover de rechtsmacht van deze staat zich uitstrekt (met inbegrip van het luchtruim, de bodem en de ondergrond). Het Verdrag van Straatsburg maakte hier echter een einde aan en was een zinvolle uitbreiding van de Telegraaf en Telefoonwet. In het Verdrag van Straatsburg werd het medewerken aan radio- en/of TV-uitzendingen van af de internationale wateren op vaar- en vliegtuigen verboden. Het verdrag werd gesloten op 22 januari 1965. Nederland heeft zich echter pas veel later bij dit verdrag aangesloten en wel in januari 1974 – lees voor meer informatie het artikel over de geschiedenis van de radiopiraterij.

In 1989 kwam er een nieuwe wet: de Telegraaf en Telefoonwet werd vervangen door de Wet op de telecommunicatievoorzieningen. Vanwege de privatisering van de PTT moest de wet worden geherstructureerd en aangevuld. Omdat voor een wetswijziging de wijzigingen te ingrijpend waren, werd de wet vervangen door een nieuwe wet. In art. 17 van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen werd het verbod uit art. 3ter Telegraaf en Telefoonwet overgenomen. Artikel 17 van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen werd aangevuld met een aantal delegatiebevoegdheden tot het vaststellen van reglementen omtrent de technische eisen die aan zendapparatuur worden gesteld. In de Telegraaf en Telefoonwet werd er tevens onderscheid gemaakt tussen een vergunning die verleend werd door de minister van Verkeer en Waterstaat en een vergunning verleend door de directeur van de PTT. Deze laatste vergunning is met de privatisering van de PTT komen te vervallen. De regels uit het Verdrag van Straatsburg bleven gelden en gelden nog steeds.

Sinds 1998 worden de regels met betrekking tot het frequentiegebruik geregeld in de Telecommunicatiewet. In de jaren ’90 is een aantal Europese richtlijnen vastgesteld over frequentiegebruik. De Telecommunicatiewet strekt ter implementatie van deze richtlijnen. Hieronder vallen ook het legaal en illegaal gebruiken van de radiofrequenties op land evenals op zee. In art. 10.16 Telecommunicatiewet is de bepaling uit art. 17 Wet op de telecommunicatievoorzieningen overgenomen. Hierin wordt het aanleggen, het geheel of gedeeltelijk aangelegd aanwezig hebben of het gebruik van radiozendapparaten zonder vergunning verboden. De toevoeging van het aangelegd aanwezig hebben bleek in de praktijk noodzakelijk om de risico’s van onrechtmatig frequentiegebruik en de daaruit voortvloeiende storingen in het etherverkeer tegen te gaan. Enkele uitzonderingen op het verbod zijn vermeld in lid 2 van art. 10.16 Telecommunicatiewet. In het artikel van volgende week zal verder worden ingegaan op de Telecommunicatiewet.

Met betrekking tot de radiofrequenties op zee is er nog een aparte wet van toepassing: de Wet installaties Noordzee. Deze wet is vastgesteld op 3 december 1964 en geldt nog steeds. De Wet installatie Noordzee is sedertdien 4 keer aangepast. Hij heeft slechts betrekking op installaties opgericht buiten de territoriale wateren op de bodem van het deel van de Noordzee, waarvan de grenzen samenvallen met die van het aan Nederland toekomende gedeelte van het continentale plat. De strafbaarheid van het uitzenden van af installaties op vaar- en vliegtuigen is nog steeds enkel gebaseerd op het Verdrag van Staatsburg.

Resumerend: De eerste wet die radiopiraterij strafbaar stelde was de Telegraaf en Telefoonwet. Deze wet stamt uit 1904, maar de strafbaarstelling van radiopiraterij werd pas opgenomen in 1938. Deze strafbaarstelling werd uitgebreid met het Verdrag van Straatsburg. Na de Telegraaf en telefoonwet hebben de Wet op de telecommunicatievoorzieningen en de Telecommunicatiewet de strafbaarstelling van radiopiraterij overgenomen. De Telecommunicatiewet regelt echter veel meer dan alleen de strafbaarheid van radiopiraterij. Volgende week zal daarom een artikel verschijnen dat geheel aan deze wet is gewijd.

Lees ook de andere artikelen van mr. Sophia Sipkens.