Aan welke voorwaarden moet een octrooiaanvraag voldoen?

Het doen van een uitvinding kost veel tijd en moeite. Om ervoor te zorgen dat dit investeringsproces de moeite waard is, heeft de wetgever het octrooirecht bedacht.
Het octrooirecht is een uitzondering op het beginsel van vrije mededinging. Het octrooirecht geeft aan de houder van een uitvinding het exclusieve recht om zijn uitvinding toe te passen en te verkopen. In dit artikel zal verder worden ingegaan op het octrooirecht en de voorwaarden die bij een octrooiaanvraag in Nederland van belang zijn.

Het octrooirecht is in het verleden veel besproken geweest. De eerste bekende vorm van een dergelijk recht was een decreet (besluit) in de Venetiaanse Republiek uit 1474. In dit decreet werd vastgelegd dat iemand die een nieuw en ingenieus apparaat uitvond het recht kreeg anderen te verbieden een nabootsing hiervan te maken. In enkele andere Europese landen (waaronder Nederland) werden soortgelijke besluiten rond die tijd eveneens van toepassing. De eerste wetgeving die lijkt op ons huidige octrooirecht was het Engelse ‘Statute of monopolies’ uit 1628, dat veel andere landen heeft overtuigd eenzelfde soort wetgeving te maken. In de bloeitijd van het liberalisme ontstond echter tegenstand tegen de geldende octrooiwetgeving. Omdat de liberalisten meenden dat het monopolie-karakter van de wetgeving inging tegen hun beginselen, lobbyden zij in verscheidene Europese landen om de octrooiwetgeving af te schaffen of, indien deze wetgeving er nog niet was, geen octrooiwetten meer aan te nemen. Dit gedachtegoed resulteerde in 1869 in het besluit om de Nederlandse octrooiwetgeving af te schaffen. In 1883 werd deze beweging weer gekanteld met het Unieverdrag van Parijs. Hierin werd ervan uitgegaan dat alle verdragslanden (zoals Nederland) een octrooiwet hadden. Onder druk van zowel dit verdrag als het buitenland werd in 1910 een nieuwe octrooiwet gemaakt. Deze wet is de voorloper van onze huidige octrooiwet.

Het huidige Nederlandse octrooirecht is geregeld in de rijksoctrooiwet 1995 (afgekort als de ROW). Hierin zijn alle voorwaarden, rechten en plichten vastgelegd waaraan de houder van een Nederlands octrooi moet voldoen. Naast de Nederlandse wet hebben we nog een Europese octrooiverordening, die het mogelijk maakt om een octrooi te vestigen dat in heel Europa geldig is. Buiten dit Europese octrooi is het alleen mogelijk om landelijke octrooien te vestigen. Ieder land kan zelf bepalen welke regels het op een octrooiaanvraag van toepassing acht, alleen gelden de regels uit de Europese octrooiverordening voor een groter gebied dan één land. De regels uit deze Europese verordening zijn alleen van toepassing op octrooien die onder die regeling zijn aangevraagd en staat los van onze Nederlandse octrooiwet. Daarmee zijn er dus twee parallel lopende trajecten. Naast de geldende regels heeft ieder land de vrijheid om zelf te bepalen hoeveel het kost om een octrooi aan te vragen, waardoor de kosten hiervoor per land of gebied nogal uiteen kunnen lopen. Voordat een octrooiaanvraag wordt ingediend, is het belangrijk om te bepalen voor welke landen dat moet gebeuren en of deze kosten wel terugverdiend kunnen worden.

In art. 2 van de ROW wordt gelijk duidelijk op welke uitvindingen de octrooiwet van toepassing is: “Vatbaar voor octrooi zijn uitvindingen op alle gebieden van de technologie die nieuw zijn, op uitvinderswerkzaamheid berusten en toegepast kunnen worden op het gebied van de nijverheid.” Deze zin bevat verschillende voorwaarden waaraan een uitvinding moet voldoen om onder de octrooiwet te kunnen vallen. Ten eerste moet de uitvinding op technologisch gebied van toepassing zijn en toegepast kunnen worden op het gebied van de nijverheid. Dit deel van de zin geeft een duidelijke beperking aan de mogelijkheden voor de vestiging van een octrooi. In de laatste jaren is veel gesproken over de mogelijkheden van een software-octrooi. Zolang de wet blijft zoals die is, is het in Nederland niet mogelijk om een software-octrooi aan te vragen. De tweede voorwaarde is dat de uitvinding nieuw moet zijn. Dit betekent dat de uitvinding eerder nergens gepubliceerd mag zijn of op enige andere wijze reeds verwerkt mag zijn in een ander uitvinding. Als laatste moet de uitvinding berusten op uitvinderswerkzaamheden. Dit klink heel ingewikkeld, maar wil zeggen dat zij voor een deskundige niet op een voor de hand liggende wijze voortvloeit uit de stand van de techniek. Er moet dus wel enig denkwerk aan de uitvinding vooraf zijn gegaan.

Nadat de octrooiaanvraag is goedgekeurd, wordt deze gepubliceerd. Het is dus niet mogelijk om de uitvinding geheim te houden nadat het octrooi is gevestigd. De Nederlandse wet geeft de houder van een octrooi het exclusieve recht zijn uitvinding te exploiteren voor een periode van 20 jaar. Deze periode gaat lopen op de dag dat de octrooiaanvraag bij het Rijksoctrooibureau binnen is gekomen; dus niet op de dag dat de octrooiaanvraag wordt toegekend. Aangezien een octrooi een tijdelijk recht is, hebben sommige bedrijven in het verleden gekozen voor een andere aanpak: zij houden de uitvinding geheim. Het bekendste voorbeeld hiervan is het recept van Coca cola. Hiervoor is het echter wel noodzakelijk om heel goede geheimhoudingsovereenkomsten met de medewerkers te sluiten. Daarnaast is deze aanpak niet van toepassing als de uitvinding zichtbaar is en op die manier te herleiden tot haar totstandkoming. Als de geheimhoudingsaanpak niet werkt, is het voor anderen niet mogelijk om alsnog een octrooi op de uitvinding aan te vragen, dit in verband met het nieuwheidsvereiste. Ook de oorspronkelijke uitvinder zelf heeft dan geen rechten.

Resumerend: Een octrooi kan worden gevestigd op een nieuwe uitvinding die toepasbaar is op de nijverheid en berust op uitvinderswerkzaamheden. Het octrooirecht wordt per land afzonderlijk vastgelegd en de beschermingsduur, de voorwaarden en de kosten van de aanvraag zullen per land verschillen. In Nederland geldt een beschermingsduur van 20 jaar vanaf de dag dat de aanvraag is ingediend. Naast de octrooiwet is het mogelijk om voor een andere aanpak te kiezen om een uitvinding te beschermen. Dit is de aanpak van de geheimhouding. Deze brengt minder kosten met zich mee en kan voor een langere beschermingsduur zorgen dan 20 jaar. Geheimhouding is echter wel moeilijker om voor elkaar te krijgen en vol te houden.

Lees ook de andere artikelen van mr. Sophia Sipkens.